Big Fundamentals
Rafael Nadal, een sportgrootheid stopt. Koning van het gravel en goed voor een record aantal van 22 grandslam titels[1]. Maar wie Nadal roept, moet ook Roger Federer noemen. En als we dan toch bezig zijn, Novak Djokovic. Drie mannen die samen goed zijn voor meer dan 60 grandslamtitels in het tennis. Grandslam staat voor winst in een van de grote tennistoernooien zoals Wimbeldon en Roland Garros. Stuk voor stuk klasbakken dus. Hun geheim? Big fundamentals als je het mij vraagt.
Big fundamentals kun je het best omschrijven als: in staat zijn om basisvaardigheden op het gebied van techniek (gooien/schieten), balans (voetenwerk) en tactiek om heel hoog niveau uit te voeren met zo min mogelijk energie en moeite. Een van de redenen waarom deze topsporters tot op hoge leeftijd (35 plus) op heel hoog niveau konden blijven acteren en succesvol zijn. Ondanks het feit dat het atletische vermogen afneemt met het stijgen der jaren, de wedstrijd naar je hand kunnen zetten. En dus winnen.
Zijn deze mannen uniek? Ja in zekere zin wel maar die big fundamentals zie je overal terugkomen. En zeker niet uniek voor mannen. Vorig seizoen stopte Marjolein Kroon bij LDODK na een lange en succesvolle carrière. Ze kon alles, variërend van een splijtpass over vijftien meter, een topaanvalster lamleggen of vier Dalto dames in één wedstrijd met tien goals het bos in sturen. In het voetbal is het niet anders. Cruijff, Bergkamp, Frenkie de Jong. Je herkent ze wel. Sterker nog, een van de beste basketballers allertijden, Tim Duncan, had als bijnaam the Big Fundamental. Waarom? Men zei letterlijk over hem: “It’s so easy for him to score.”
Maar hoe kom je dan aan die fundamentals? Veel daarvan gaat vanzelf, via trainers (bijvoorbeeld in mijn geval uitwijkbal, Ronnie Timmerman KV Emmen) en soms ook familie (schot, vader waarvoor dank pa). En soms ook anderen die je ziet spelen en je inspireren (rebounden, Henk Woudstra DOS’46 en Gert Jan Waterhout Blauw Wit Amsterdam). En daar wil ik het over hebben: kijk om je heen van wie je wat kan pikken. Op de velden zoals het eerste of misschien wel een teamgenoot. Maar zeker ook online: het zaalseizoen staat weer voor de deur en via eyecons kun je urenlang beelden kijken van de toppers. En op youtube staan nog veel meer video’s van toppers waar je de kunst kunt afkijken. En je bent nooit te oud bent om iets te leren: ik was 24 toen ik pas echt leerde verdedigen (met dank aan Kees Rodenburg en Kees Brouwer, Dalto).
Mijn echte inspiratiebron was Ron Steenbergen: sierlijke en behendige speler van Oost Arnhem en onderdeel van de succesformatie eind jaren 80 en jaren 90 van het vorige millennium. Kind van de vereniging en motor van de ploeg. Best te vergelijken met Laurens Leeuwenhoek van PKC. Al paar jaar gestopt maar als Leeuwenhoek niet meedeed, dan wist dat je 50 procent meer kans had om van PKC te winnen.
Wat Steenbergen mij leerde, is dat je, om de top te bereiken, moet beschikken over een goed schot en goede doorbraakactie. Ik zeg met klem ‘actie’ want ik ken hordes korfballers die op trainen 25 doorloopballen achter elkaar kunnen maken. Maarrrr in de wedstrijd er zelden ‘langs’ komen, laat staan na zoveel moeite de bal überhaupt niet meer in de buurt van de korf krijgen.
Steenbergen dus. Als jongeling, ik was 15 of 16, moest ik het doen met spaarzame minuutjes korfbal op TV. Ik zat op zaterdagavond om 22.45 uur klaar met de VHS recorder (effe google raadplegen) voor Studio Sport. Te hopen dat presentator en erkend korfbalhater Mart Smeets met een vies gezicht korfbal zou aankondigen. En dan vooral te hopen op een wedstrijd van Oost Arnhem. Ik was de koning te rijk toen ‘de Belg’ (VRT) een keer op een zondag een integrale wedstrijd tussen Oost Arnhem en het Antwerpse AKC uitzond. Die wedstrijd heb ik helemaal opgenomen. Die videoband is grijs gedraaid en keek de kunst af van de meester. Links gooien en links passeren, rechts gooien en links passeren. En het mooist: doorloopbal zonder bal!
Het was een voorrecht om ergens in 1999 tegen deze meester te spelen. Ik op de toppen van mijn kunnen. Hij in beetje in de herfst van zijn carrière. Een paar jaar eerder was hij nog de man van de wedstrijd in de zaalfinale. Op maandag hoorde ik dat ik zaterdag tegen ‘m mocht lopen. Verdoofd heb ik die week getraind met allerlei oosterse wijsheden in mijn hoofd (you have to kill the master to be the master). Gelukkig was ik zaterdagochtend weer wakker. Ik besefte dat er gewoon een wedstrijd gespeeld moest worden en er twee punten op het veld lagen (dank je Helmuth Klein). Mijn opdracht was om Steenbergen ‘uit de wedstrijd te houden’ wat zoveel betekende dat ie niet teveel mocht scoren, rebounds pakken en assists geven. En…, ik moest ten koste van alles voorkomen dat ie een aangeef pakte op een meter op 6 van de korf. Dat was namelijk de inleiding naar een doorbraakactie van vakgenoot en top aanvalster van dat moment, Heleen van der Wilt. Vanuit de ruimte kreeg zij dan de perfecte bal aangegeven van Steenbergen goed voor een handjevol goals per wedstrijd. Soms een direct doelpunt maar vaak ook stip of vrije bal. Die twee hadden een bluetooth verbinding die ik zelden op de korfbalvelden heb gezien.
Voor beide ploegen stond niets meer op het spel. Kort gezegd waren we iets beter maar konden niet loskomen van Oost Arnhem. We wonnen met een paar punten verschil. Ik blij en liep na afloop naar de bank. Ik keek naar de statistiekjes en zag dat ik op alle belangrijke statistieken had gewonnen. Meer rebounds, meer goals en meer assists. Ik was nog blijer. Eenmaal onder de douche verdween de blijdschap. Ik draaide de film van de wedstrijd terug en besefte me dat ik korfballes had gehad. Met de goals die Steenbergen maakte, hield ie hen in de wedstrijd. Uit de rebounds die hij wel pakte, kwamen de belangrijke doelpunten. En assists? Tja, de hele wedstrijd kon ik voorkomen dat Steenbergen op die beruchte 6 meter voor de korf uitkwam voor de aangeef. Tot vijf minuten voor tijd….Een fractie van seconde van onoplettendheid van mijn kant en ik was m kwijt. Wel zag ik vanuit mijn ooghoeken Van der Wilt instarten voor de doorbraak. Ik plantte mij met mijn hele hebben en houden er tussen – ik ben iets groter dan Steenbergen -. Met de bedoeling dat die bal in geen geval bij Van der Wilt in de handen zou komen. Maarrrr… Hoe ie het deed weet ik nog steeds niet maar zijn lijf voelde als een blok beton die mij uit positie bracht. Met zijn ene arm maaide ie vakkundig mijn armen aan de kant (zonder dat de scheids het zag). Waardoor ie met zijn andere arm met gemak de pass op de centimeter nauwkeurig bij Van der Wilt in de handen kreeg. Doelpunt. Korfballes, ik kon alleen maar met nog meer respect naar de meester kijken. Diepe buiging.
Na afloop van de wedstrijd sprak ik met hem aan de bar. Tien jaar eerder had ik zijn handtekening willen vragen. Ter plekke vroeg ik me af of ik dat alsnog zou doen. Hij de grootmeester, ik de leerling. Hij dronk cola en ik een biertje. Ik dacht nog: zou daar het verschil zitten? Maar nee, in de auto op de pikdonkere A12 op weg naar huis wist ik het: het waren zijn fundamentals.
Mark